Unit gaat tijdens bedrijf reinigen.

1. De filterweerstand heeft de vooraf ingestelde waarde bereikt.
   
   De reden voor deze instelling is dat het stof op deze manier makkelijker lost na uitschakelen. Bij hogere weerstand trekt het stof anders te diep in de poriën van het filter en raakt deze snel verzadigd. Vervanging wordt op deze manier uitgesteld.

Lasrook wordt niet goed weggezogen bij de bron.

1. Controleer de volgende componenten:

• Staat de unit aan?
• Wordt de afzuigarm/kap op de juiste positie gebruikt?
• Staan de dak- of wandventilatoren aan? (indien aanwezig)

Filters snel verzadigd.

1. Olie in de perslucht, waardoor dit aan de binnenzijde van de filters terechtkomt.
   
   Dit geeft snel een verhoogde weerstand en zorgt dat er een vettige laag in het filterdoek zit waarmee het stof zich vermengt. Hiermee ontstaat een laag die met nieuwe persluchtstoten niet meer weg te krijgen is.

Stofuittrede bij de deuren.

1. De sloten zijn niet goed dichtgedraaid.
2. De sloten zijn door de persluchtstoten (trilling hiervan) los getrild. Deze dienen mogelijk straffer afgesteld te worden. 
3. Deurrubbers worden slecht.

De ventilator loopt onrustig.

1. Onbalans van het schoepenwiel door aanhechten van vuil. Vervuiling voorzichtig en zorgvuldig verwijderen, eventueel nabalanceren door een specialist, controle van de lagers.
2. Onbalans door aantasting van het schoepenwiel, bijvoorbeeld ten gevolge van een agressief medium. Overleg met LUTEC, eventueel schoepenwiel vernieuwen, controle van de lagers.
3. Onbalans door vervorming van het schoepenwiel door een te hoge medium temperatuur. Overleg met LUTEC, eventueel schoepenwiel vernieuwen, controle van de lagers.
4. Onbalans door slijtage in het schoepenwiel. Overleg met LUTEC, eventueel schoepenwiel vernieuwen, controle van de lagers.

De ventilator maakt veel geluid.

1. Trilt de unit (onbalans ventilator).
2. Hoge toon aanwezig van de motor (lagers zijn op en dienen vervangen te worden).
3. Er lijkt iets in de ventilator te liggen (mogelijk is het filter kapot na te lang doordraaien en is er een stuk van de binnenkorf in de ventilator terecht gekomen).

De ventilatormotor schakelt af voor het bereiken van het bedrijfstoerental. 

1. De aanwezige schakelapparatuur is verkeerd ingesteld of niet geschikt. Stel de schakelapparatuur correct in. Zo nodig opstartvoorziening aanbrengen.

De stroomopname van de ventilatormotor is te hoog.

1. De draairichting van de motor is verkeerd. Verander de draairichting door verwisseling van twee fasen.

De gewenste luchthoeveelheid wordt niet bereikt.

1. De draairichting van de motor is verkeerd. Verander de draairichting door verwisseling van twee fasen.

De ventilator trilt overmatig.

1. Ventilator is onder spanning ingebouwd. Controleer de bevestiging.
2. Onbalans van het schoepenwiel. Controleer het schoepenwiel en laat deze zo nodig nabalanceren door een specialist.

Temperatuurstijging van de lagering.

1. Verhoogde walswerking van vers vet door nasmeren, dan wel nieuwe lagers. Ventilator in bedrijf laten, de temperatuur normaliseert zich na enige tijd vanzelf.
2. Lagers zijn onder spanning ingebouwd. Vervang de lagers.
3. Te veel warmteoverdracht bij ventilatoren met een medium met hogere temperatuur. Temperatuur van het medium verlagen, lagers vervangen als deze al beschadigd zijn.

Lekkage bij de asdoorvoer.

1. Afdichtingen vervangen.

Installatie start niet op, rode lamp ‘storing’ licht op.

1. Neem contact op met de LUTEC servicedienst.

Installatie heeft onvoldoende ventilatiecapaciteit.

1. De filters moeten vervangen worden. Neem contact op met de LUTEC servicedienst.